Stedentrips nodigen uit tot fotograferen. Of het nu gaat om fascinerende gebouwen, kunstzinnig ontworpen parken, pulserende winkelcentra of bijzondere bezienswaardigheden: In steden krijgen bezoekers het ene onderwerp na het andere voorgeschoteld.
Omdat het onderwerp stadsfotografie wat uitgebreider is, hebben we het opgedeeld. In dit eerste deel leer je stap voor stap wat belangrijk is voor het maken van foto’s tijdens stedentrips, excursies of gerichte fotoreizen, zodat er niet alleen pure kiekjes worden gemaakt, maar foto’s die de moeite waard zijn.
We beginnen met de apparatuur en een beetje theoretische basiskennis, zodat je met goede foto’s thuiskomt van je excursie.
De uitrusting
De basisvereiste voor stadsfotografie van hoge kwaliteit is geschikte apparatuur, hoewel dit niet het duurste hoeft te zijn. Foto’s van hoge kwaliteit kunnen worden gemaakt met elke digitale (instap)spiegelreflexcamera. Het is een voordeel als de camera een handmatige modus heeft en foto’s in RAW-formaat kan maken.
Lenzen
De basisuitrusting voor stadsfotografie bestaat uit een groothoeklens en een gemiddelde standaardzoomlens. Vaak is de ruimte in de stad vrij beperkt, omdat gebouwen vrij dicht op elkaar en tegenover elkaar staan. Met een groothoeklens kun je veel meer van het onderwerp vastleggen. Brandpuntsafstanden van 10-12 mm (APS-C) of 14-16 mm (grootformaat) zijn ideaal. De standaardzoomlens is idealiter 16-80 mm (APS-C) of 24-120 mm voor volformaat. Deze kun je gebruiken voor opnamen waarbij je een grotere afstand hebt tot het hoofdonderwerp of voor detailopnamen.
Filters
Een stad is erg levendig – er zijn mensen op straat en er is vaak veel verkeer. Als je voertuigen en mensen zoveel mogelijk buiten de opname wilt houden, zelfs overdag, kun je een sterk ND-filter (grijsfilter) gebruiken. Dit vermindert de invloed van licht door de lens, zodat je langer moet belichten voor een optimale belichting. De lange belichtingstijd zorgt ervoor dat alles wat door de opname beweegt niet meer zichtbaar is.
Maar wees voorzichtig met fietsers, auto’s, schepen, vliegtuigen etc.: In de schemering hebben ze meestal hun lichten aan, wat tijdens een lange belichting met lange lichtstrepen op de foto zichtbaar wordt. Dit is niet altijd mooi en kan behoorlijk afleiden in een foto. Als het mogelijk is, is het raadzaam om te wachten tot ze uit beeld zijn.
Als je daarentegen een heldere lucht donkerder wilt maken tegenover een donkerdere voorgrond, kun je een grijsverloopfilter gebruiken zodat beide gebieden optimaal worden belicht. De filters zijn verkrijgbaar in verschillende sterktes met een harde of zachte overgang tussen het donkere en lichte filtergebied. Let bij het kopen op de verschillende ontwerpen: Een schroeffilter is ontworpen om direct op de filterschroefdraad van het objectief te worden geschroefd en een insteekfilter wordt in een speciaal ontworpen filterhouder geschoven. Zo’n filterhouder wordt bevestigd aan een geschikte adapterring, die vervolgens op de lens wordt geschroefd.
Het voordeel van een insteekfiltersysteem (bijvoorbeeld van LEE of Haida) is dat het rechthoekige plastic filter (een veelgebruikte maat is bijvoorbeeld 100 x 150 mm) in de houder omhoog of omlaag kan worden bewogen, zodat de overgang tussen de lichte en donkere gebieden zich op een andere plaats bevindt als dat nodig is. Met een schroeffilter bevindt de overgang zich altijd in het midden, wat problematisch wordt zodra de horizon uit het midden gaat. Hoewel een hoogwaardig insteekfiltersysteem duurder is dan schroeffilters, hoef je de filterhouder maar één keer aan te schaffen. Het kan dan worden bevestigd aan lenzen met verschillende maten schroefdraad met behulp van verschillende maten en goedkopere adapterringen. De filters kunnen afzonderlijk of als set worden gekocht en kunnen afzonderlijk worden vervangen als ze beschadigd zijn.
Naast de grijsverloopfilters zijn er ook ND-filters verkrijgbaar als insteekfilters. Desgewenst kun je beide filters zelfs combineren, omdat je op de filterhouder twee tot drie filters kunt bevestigen. In principe laat een insteekfiltersysteem dus niets te wensen over.
De filteruitrusting wordt gecompleteerd door een circulair polarisatiefilter. Het filter kan worden gedraaid en bij gebruik onder de juiste hoek kunnen reflecties van niet-metalen oppervlakken (bijvoorbeeld op water of glas) worden onderdrukt. Daarnaast is het mogelijk om hemelsblauw donkerder te maken, omdat het filter alleen licht van een bepaald trillingsvlak doorlaat en strooilicht vermindert. Daarnaast kan de groene weergave van bijvoorbeeld bladeren en gras worden verbeterd en kan waas aan de horizon enigszins worden weggefilterd. Polarisatiefilters zijn vooral geschikt voor standaard- en telebrandpuntsafstanden. In het groothoekbereik kunnen problemen ontstaan: Afhankelijk van de positie van het filter worden bepaalde delen van het beeld meer gepolariseerd, waardoor lelijke donkere kleurvlekken in het beeld ontstaan.
Tip:
Om extra schroeffilters of een filterhouder voor grijsverloopfilters en ND-filters te kunnen gebruiken, moet je ervoor zorgen dat er een filterschroefdraad aan de voorkant van het objectief zit. Sommige objectieven, zoals de Nikon AF-S Zoom-Nikkor 14-24 mm 1:2.8 ED of Tamron SP 2.8/15-30 mm Di VC USD, hebben een gebogen frontlens zonder schroefdraad, zodat filters alleen kunnen worden gebruikt met behulp van ingewikkelde en dure speciale oplossingen. Zorg er ook voor dat de lens intern scherpgesteld is, want de frontlens draait niet en filters kunnen dus zonder problemen worden gebruikt.
Statief
Om scherpe foto’s te krijgen, moet je indien mogelijk een stabiel statief gebruiken, vooral ’s ochtends vroeg in de schemering of ’s avonds. Het is echter ook zinvol om overdag een statief te gebruiken, vooral bij gebruik van een ND-filter en de daaruit voortvloeiende langere belichtingstijd.
Er zijn veel kleine reisstatieven met een relatief laag volume en gewicht. Deze zijn klein en compact op te vouwen zodat je het statief gemakkelijk mee kunt nemen. Als je een camerarugzak hebt voor je apparatuur, biedt deze meestal de mogelijkheid om het statief eraan te bevestigen. Als je een reisstatief koopt, zorg er dan voor dat het zo stevig mogelijk is zodat het stevig staat.
Grotere statieven zijn daarentegen ideaal om obstakels zoals leuningen te overwinnen. Als je bijvoorbeeld fotografeert vanaf bruggen met hoge leuningen, is het gemakkelijker om de camera boven de leuning te plaatsen. Kleinere statieven worden in zulke gevallen steeds instabieler, vooral als de middenkolom is uitgeschoven.
Als statiefkop wordt een hoogwaardige kogelkop met een zo groot mogelijke kogel aanbevolen. Even geschikt is een panhead met tandwieloverbrenging waarbij elk van de drie assen (links/rechts draaien, horizontaal kantelen en verticaal kantelen) met een eigen knop kan worden ingesteld.
Andere waardevolle hulpmiddelen
Je kunt echt scherpe beelden krijgen door de spiegelvergrendeling van je camera te activeren (indien beschikbaar). Hierbij wordt de spiegel vóór de eigenlijke belichting omhoog gezet, zodat de trillingen van de camerabody die worden veroorzaakt door trillingen geen negatief effect hebben op de scherpte van het beeld.
Met een kabel- of infraroodontspanner hoef je de camera helemaal niet aan te raken. Dit is vooral belangrijk voor belichtingsseries, zodat de opnamen absoluut samenvallen.
Met behulp van een waterpas (met twee tot drie waterpassen) voor de flitsschoen kan de camera absoluut recht worden uitgelijnd. Hoewel sommige camera’s een digitale waterpas hebben, toont deze alleen het horizontale vlak en niet het verticale vlak.
Camera-instellingen
Gebruik de handmatige stand van je camera en stel zelf het diafragma en de belichtingstijd in. De automatische programma’s herkennen niet altijd wat je in gedachten hebt; als het diafragma bijvoorbeeld te groot is, kan de scherptediepte van de opname te klein zijn en kan beeldinhoud op de voorgrond onscherp zijn.
Gebruik de RAW-modus van je camera. RAW-bestanden bevatten veel meer informatie dan gecomprimeerde JPEG’s, en RAW’s hebben veel meer reserves bij het bewerken van beelden. Je kunt de witbalans achteraf aanpassen en de helderheid en kleurwaarden veel gedetailleerder bewerken.
Voor een goede beeldscherpte en een grote scherptediepte moet je een klein diafragma instellen, bijvoorbeeld in het bereik van f/8 tot f/11. Je kunt het beste van tevoren uitzoeken bij welk diafragma de betreffende lens het scherpste beeld produceert. Om dit te doen, zet je de camera op het statief en maak je een en dezelfde foto met een geleidelijk kleiner wordend diafragma. Op de PC kun je dan snel achterhalen bij welk diafragma de hoogste scherpte beschikbaar is.
Houd de ISO-waarde zo laag mogelijk (handmatig instellen en automatische ISO uitschakelen) zodat er geen of weinig beeldruis optreedt, idealiter ISO 100. De ISO-limiet is afhankelijk van de gebruikte camera; full-frame camera’s hebben bijvoorbeeld een beter ruisgedrag bij hogere ISO-waarden dan camera’s met APS-C sensoren.
Activeer daarnaast de eerder genoemde spiegelresolutie in het menu of selecteer de MUP-functie (Mirror Up), hierbij moet je twee keer op de ontspanknop drukken, de eerste keer klapt de spiegel omhoog, de tweede keer begint de belichting.
Basisprincipes voor een geslaagde opname
Het principe dat “een geslaagde opname staat of valt met het licht” geldt voor alle vormen van fotografie, dus ook voor stadsfotografie. Als er al goede foto’s worden gemaakt op een zonnige dag rond het middaguur, is het licht erg fel en verpesten sterke schaduwen de opname.
Een veel beter tijdstip is ’s ochtends tijdens de schemering en vlak voor en na zonsopgang. Met een beetje geluk zie je een prachtige zonsopgang en glorieuze kleuren in de lucht, wat de foto een mooie sfeer geeft. Een ander voordeel is dat er veel minder mensen en minder verkeer is op vroege uren.
De absolute toptijd voor spannende stadsfoto’s is echter rond zonsondergang en tijdens het blauwe uur. Dit is de tijd na zonsondergang tot volledige duisternis. Wat op dit tijdstip bijzonder voordelig is, is dat de straatverlichting en de verlichting van gebouwen al aan zijn. Tegelijkertijd heeft de lucht nog steeds een lichtblauwe kleur en is niet gewoon zwart zoals bij een nachtopname.
Dit heeft echter ook een technisch nadeel: door het grote verschil in dynamisch bereik tussen de heldere verlichting en de donkere gebieden in de opname, wordt de camerasensor snel overbelast om alles correct weer te geven. Als de belichtingstijd te lang is, worden heldere gebieden overbelicht en vertonen ze geen details meer, terwijl de donkere gebieden voldoende helder zijn. Als de belichtingstijd te kort is, zien de hooglichten er prachtig uit, maar bevatten de donkere gebieden geen details meer.
De optimale belichting zit er echter ergens tussenin. Dus wat moet je doen? Je kunt het beste een reeks belichtingen van elk onderwerp maken, handmatig met een stopwatch of met de bracketingfunctie (BKT of AEB voor Auto Exposure Bracking) van je camera. Hierbij stel je vooraf het aantal en de volgorde van de belichtingen in, evenals de bracketingstoename. De camera maakt dan automatisch de belichtingsreeks. Op deze manier krijg je foto’s met verschillende belichtingstijden en verschillende helderheden. Deze kunnen tijdens de beeldverwerking worden gecombineerd tot een HDR-afbeelding (High Dynamic Range). Vijf belichtingen zijn meestal voldoende om alle details van een scène weer te geven.
Zorg ervoor dat alle opnamen met hetzelfde diafragma worden gemaakt. Schakel na het scherpstellen ook de autofocus naar handmatig voordat u de eerste opname maakt, zodat alle foto’s hetzelfde scherpstelpunt hebben. Als de camera elke keer dat er een foto wordt gemaakt opnieuw scherpstelt, kunnen de foto’s niet meer overeenkomen.
Met deze eerste beginselen ben je nu klaar om de stad in te gaan!